Door onze Japanse Duizendknoop specialist Gerard Peet werd de redactie attent gemaakt op een artikel in de Gooi- en Eemlander van maandag 27 maart. De Bosploeg van Anna’s Hoeve bestrijdt nog bijna wekelijks met secuur handwerk deze ‘invasieve exoot’. Helaas is deze nieuwe ontdekking niet iets waar zij iets aan gaan hebben. Lees en oordeel zelf.
Bevriezen biedt kansen
Met een vriesmethode wordt in Deventer de plant Japanse Duizendknoop betreden.
VIJF VRAGEN OVER Japanse duizendknoop terug: wat werkt wél?
’Fallopia japonica’ kan veel schade aanrichten aan funderingen
Vanaf eind maart begint de gevreesde Japanse duizendknoop weer te groeien. Wat begint als een klein, onschuldig plantje kan in één bloeiseizoen uitgroeien tot een gevaarte van vier meter hoog. Het lijkt erop dat er eindelijk een goede methode is om de woekeraar te beteugelen.
1 Hoe herken je de Japanse duizendknoop?
De plant kan worden herkend aan frisgroene bladeren die in het voorjaar een rode nerf hebben. De stengel is groen met rode stipjes en hol. Van augustus tot oktober heeft de duizendknoop witte bloemen. De Japanse duizendknoop wordt alleen door mensen verspreid. Vaak gebeurt de plantvermeerdering per ongeluk. Er wordt veel gegraven in de Nederlandse grond. Als in de afgegraven grond een klein stukje wortel zit en deze grond ergens anders wordt gebruikt, is woekering snel een feit.
2 Wat is het probleem met de plant, behalve dat hij snel groeit?
De ’Fallopia japonica’ is erg moeilijk te beteugelen en kan veel schade aanrichten aan funderingen, wegen en riolering. Bovendien verdringen de sterke wortelstokken en stengels van deze plant andere plantensoorten.
3 Welke methodes zijn er om de invasieve exoot tegen te gaan?
Hoe je de plant, die je overal in Nederland tegenkomt, ook wilt bestrijden: er is een lange adem voor nodig. Maaien vergroot juist de kans op verspreiding. Ook wordt wel gebruik gemaakt van heet water of electrocutie. Deze wat gangbaardere bestrijdingsmethoden zijn gericht op het regelmatig verwijderen van delen van de plant. En dat moet meerdere keren per seizoen worden toegepast. Ook het grootschalig afgraven van grond er een manier. Deze methode zorgt wel voor een groot volume van met duizendknoop besmette grond en het risico op verdere verspreiding via grondtransporten. Daarnaast moet de besmette grond worden ontdaan van de duizendknoopresten, wat erg lastig is.
4 En het het bevriezen van de grond en wortels?
Gemeenten, waterschappen en particulieren kiezen steeds vaker voor deze relatief nieuwe methode. In de grond waar de Japanse duizendknoop voorkomt, worden buizen van roestvrij staal aangebracht. Hier worden slangen aan gekoppeld, zodat er een gesloten systeem ontstaat. Door deze slangen wordt een milieuvriendelijk koelmiddel met een temperatuur van -35 tot -45 graden Celsius rondgepompt, waardoor de grond langzaam bevriest. Ook de wortels van de plant bevriezen door de ijsvorming. Het te behandelen oppervlak wordt afgedekt met een isolerende box en de machine is op afstand uit te lezen en te bedienen. Doordat het afkoelen geleidelijk gaat hebben insecten onder de grond voldoende tijd om een warmer heenkomen te zoeken, stelt directeur André Evers van technisch bureau Tibach, dat de bestrijdingsmethode ontwikkelde.
5 Is de vriesmethode het ei van Columbus?
Wageningen University & Research (WUR) concludeert in een onafhankelijk rapport dat de vriesmethode inderdaad een effectieve bestrijdingsmethode is en dat deze techniek bovendien geen schade veroorzaakt aan het verdere bodemleven. Verder stelt WUR dat naast de in de grond aanwezige wortelstokken ook de ’knoesten’ in de kern van de groeiplaats niet meer uitlopen na een koudebehandeling. Ecoloog Janneke van der Loop van Stichting Bargerveen beschouwt de vriesmethode als ’belangrijk stukje van de puzzel’. Van der Loop plaatst echter ook een kritische kanttekening. „ Ik zie niet voor me dat het toegepast kan worden onder een dikke laag stortstenen op dijken bijvoorbeeld. Ook bij een bosperceel waar oude bomen staan, bestaat toch de kans dat bij deze methode ook bomen enigszins beschadigd raken. Maar bij particulieren, aan kleine bosranden en bij bermen lijkt me deze vorm van bestrijding uitermate geschikt.”
Edwin Rensen